Marigot, de zoutste parel van de Middellandse zee. Tussen de oesters en het wier ligt verscholen in een van de verste uithoeken van de lagune, een heel klein eilandje. Marigot. In de verte Sete, ooit een van de grootste vissershavens van Europa en achter de geel verlichte de berg de Middellandse zee Op een dag, nog niet zo lang geleden, bereikte ik met mijn kleine scheepje de zee. Na 56 dagen varen en 423 sluizen dwars door het Franse landschap, van noord naar zuid, van regen naar zon, van koude naar hitte, van Amsterdam via rivieren en kanalen naar de Middellandse zee? Onderweg had ik meerdere malen gehoord van geheim pirateneiland tussen de Camargue en de zee, alleen bereikbaar voor de reizigers zonder eindbestemming, zwervers van de 8 wereldzeeen, 8 omdat de laatste op geen enkele kaart verbeeld en dat en alleen te bereizen is via de wereld van de dromen. Onderweg, in de kanalen, had ik van vier verschillende mensen gehoord van het eiland, maar niemand wist me de exacte coordinaten van het eiland te geven. Tot ik aankwam in de lagune van Thau, daar waar het kanaal van de Rhone naar Sete uitkomt. Het was laat in de middag. De zon stond al laag maar het was nog warm en gestaag wakkerde een koude Noorderwind aan, de beruchte Mistral. Ik moest beschutting vinden en ik wist dat ik in de buurt van de piraten moest zijn, alsof de plotselinge wind me een teken gaf. Ik meerde mijn scheepje aan en wachtte op mijn laatste gids, hij die me naar het eiland zou begeleiden. En zo bereikte ik bij het vallen van de avond Marigot, de zoutste parel van de middellandse zee. Bij aankomst in de haven springt een klein meisje, genaamd Salome, met haar kat genaamd Ubu, naar Ubu Roi, aan boord en wijst me de weg naar mijn voorlopige nieuwe thuis. Mijn gids en Salome helpen me om de boot goed vast te maken terwijl de Mistral flink aanwakkert en dan nemen ze me mee naar het schip van Maitre Do, een oude beeldhouwer die op een dag zijn eigen schip bouwde en vertrok, zwierf over zee en nu zijn leven uitblaast in Marigot. Salome neemt mijn hand en leidt me naar binnen. De kajuit is een landschap gehouwen uit tropisch hout van zeenimfen, vogels en vissenstaarten. Maitre Do zit in zijn hoek. Hij heeft een grote grijze baart, een bulderlach en de ogen van een wijs zeehert. Op het trapje bij de ingang zit Carine, de moeder van Salome en de beeldhouwersleerling van Maitre Do. Ze kust me verlegen op beide wangen en schenkt me een glas wijn in. Oude franse muziek kraakt door nog oudere speakertjes en Salome zingt mee met de stem van Jeanne Moreau. Ze kent alle liedjes uit haar hoofd en bedenkt bij ieder nummer een nieuwe dans. Rond de tafel zit een bont piratengezelschap dat lacht, drinkt en verwondert opkijkt wanneer ik binnenkom. Een nieuwe vrouw! Dat is een zeldzaamheid en alle mannenogen zoeken de eerste minuten vurig mijn blik. Maitre Do gebiedt me naast hem te komen zitten en hij stelt me aan iedereen voor. Michel, klein, rond en getekend door de rode wijn en zijn verre reizen, zeilde in twaalf jaar de wereld rond en maakt zijn schip nu klaar voor de tweede ronde. Hij kijkt me olijk aan en vraagt me of ik Kirbie en de Blizzard ken. Hij is stomverbaasd wanneer ik 'nee' zeg. Ah, ja je bent ook veel te jong, dat is nog van voor jouw tijd. En iedereen rond de tafel lacht. Naast hem zit Didier, met grijze stoppelbaard, robuuste schouders en fel blauwe ogen waarin de stille zuidzee fonkelt. Hij reciteert de Albatros, een gedicht over de zee van Beaudelaire Hij heeft een trieste en cynische uitdrukking op zijn gezicht, ooit reisde hij trots en vrij op zijn klassiek houten schip totdat zijn ex zijn schip op een dag om een mysterieuze reden achter zijn rug om had verkocht. Nu woont hij in een huis op wielen met zijn jonge kroost en nieuwe vrouw. Zijn schip ligt in dezelfde baai, met de nieuwe eigenaar aan boord. Laurent zit naast hem en is stil. Hij drinkt zijn wijn en luistert. Hij vertrekt over 10 dagen met een klein bootje en een zwarte hond naar Brazilie. Zijn boot is klaar. Brazilie, wanneer zal de wind mij daar naartoe leiden?? 'Il me fait revere.' Naast hem zit Sophie Anne, een fiere Parisienne, in bonte rokken, felle kleuren en japanse stokjes kriskras in haar rode opgestoken haar. Mode ontwerpster die op een dag de wildernis van het Parijse achter zich liet en vertrok om te leven in rust en aan zee. Ze is nu zeilmaker en woont in een oude, kakelbont geschilderde karavaan aan het water. Ze heeft een zware doorrookte stem en wanneer ze lacht buldert het hele schip mee. De rode wijn vloeit over tafel en langzaam druppelen de andere piraten binnen. Manu, een blonde zeebonk met prille rimpeltjes op zijn voorhoofd en rond zijn ogen rolt een sigaret. Le Corse doet zijn intrede. Le Corse is een charmante oude man met een snor, kleine pretoogjes en een groot gevoel voor de vrouw. Wanneer hij mij ziet barst hij uit in een serenade, een traditioneel Corsicaans liefdeslied. Salome danst rond de tafel. De piraten lachen drinken en praten over verloren liefdes ? Do slaat zijn arm om me heen en omhelst me als hervonden minnaar meester vader oom opperpiraat. Ik ben thuis. s nachts klim ik over de oude houten schepen, de meesten al vier of vijf keer rond ede wereld gegaan. Op de veranda van een half vergane loods zitten in het schijnsel van een klein lampje, voorovergebogen over hun lege glazen vier oude zeerotten. Dit was ooit een olieraffinaderij de grond is vervuild en niemand wil hier meer bouwen? oude loodsen nu bewoond door gestrande wereldreizigers en nomaden. Zo reizen wij als zigeuners langs de rafelranden van de maatschappij. Daar waar het schuurt. Als gedeporteerden, verstotenen, vogelvrij verklaarden, gedeserteerden. Wij kozen voor de vrijheid maar vooral ook voor de mens, voor tijd en voor ruimte, voor onze eigen weg en onze echte dromen. Ik stap gelukkig aan boord van mijn droomscheepje Rana, kruip in mijn bedje in de voorpunt en val gelukkig in slaap. Hier maak ik mijn scheepje klaar voor de oceanen, samen met de piraten van Marigot, de zoutste parel van de Middellandse zee. 400 sluizen, wilde bramen en roze flamingos. Zo begon mijn reis. Ik vertrok op een nacht, begin juli, samen met de Chepetto van mijn scheepje Rana, vanuit mijn geboortestad Amsterdam. Het vertrek was magisch. Overal in de stad doken vrienden en geliefden uit het donker op om me uit te zwaaien en ik nam afscheid onder een heldere sterrenhemel, met tranen in mijn ogen en juichend hart, van mijn thuishaven, niet wetend of ik ooit nog terug zou komen. Ik was begonnen aan een reis naar het onbekende, de wind en de verhalen volgend die ik op mijn weg zou tegenkomen. Van dit moment had ik mijn hele leven gedroomd en nu was het werkelijkheid. De eerste dagen waren onwerkelijk en overweldigend. Ik had koorts van de euforie en van het grote loslaten. Ik voer tussen droom en werkelijkheid. Het was prachtig weer en Nederland was mooi! Via de staande mast route voer ik naar Antwerpen waar ik mijn eerste Fabel Festival organiseerde op t' Eilandje, een verlaten havendok waar nu nog oude zeerotten, dockwerkers, kunstenaars en avonturiers samenkomen. Een wilde nacht vol verhalen, fabels, muziek, poezie en Fabelvuur. Daarna voer ik met mijn broer verder via Brussel en Charleroi, waar vervallen industrie en grijze luchten het kanaallandschap sierden. Tot we op de Maas kwamen en de Ardennen binnenvoeren. De sinistere fabrieken maakte plaats voor reusachtige bergen en het kanaal werd de rivier de Maas en zo bereikten wem Frankrijk. Via Rheims en Dijon kwam ik op de Rhone uit en voer via Lyon, Avignon, Arles en de Camargue naar Sete, aan de Middellandse zee. Van de Ardennen tot aan Rheims voer mijn beste vriendin Armelle, die in Parijs woont mee en daarna een goede vriend uit Stockholm Babak en daarna een stuk alleen, toen de lifter Markus en het laatste stuk weer alleen We deden per dag gemiddeld 10 sluizen, waarvan de meesten met de hand. We verzamelden appels, pruimen, bramen en walnoten langs het water en bakten elke dag pannenkoeken met verse eieren en zelgemaakte confiture. 's avonds legden we de boot ergens in het riet langs de kant en bouwden een vuur of we maakten we theater in de dorpen en haventjes die we op ons route tegenkwamen. De boot was ons decor en het publiek zat op de kade. Ik organiseerde een tweede nacht van de fabels in St Jean de Losne, op de Saone en ontmoette een Zwitserse boot met drie jonge jongens die net aan hun reis rondom de wereld waren begonnen en werd verliefd. We voeren een paar dagen samen en maakten elke avond samen muziek. Zij zijn alledrie muzikant en tijdens hun reis nemen ze een cd op met muziek van over de hele wereld. Check: www.projetmcfly.ch Ik ontmoette een boot met een stel waarvan de vrouw de schipper en engineer was en de man kok en schoonmaker. Zij leerde me mijn motor onderhouden en electriciteit te fixen en hij maakte de meest verrukkelijke koningsmalen die hij op een dienblaadje bij mij aan boord serveerde, en hij schrobde zelfs mijn dek! Ik leerde Tatiana kennen, een klein meisje van 10 jaar met lange bruine haren en lieveheersbeestjes in haar oren. Ze had haar eigen boot waarvan zij zelf de kapitein was. Het was een heel klein bootje en haar vader die haar copiloot was paste er maar net in. Ik ontmoette een heel bijzondere avonturier, Humberto van de Broek, die in 11 jaar met een 8 meter lang scheepje rond de wereld was gezeild en nu op de terugweg was naar Nederland om voor zijn moeder te zorgen en zijn volgende reis voor te bereiden. In een sluis in het Noorden ontmoette ik Markus, een Duitse joongen van de Special Forces, die me speciale verdedigingstechnieken leerde. Een vrouw alleen, zonder grote waakhond aan boord moet slim zijn en zich goed weten te verdedigen;-) Markus werd mijn personal bodyguard en special trainer. Hij kwam zelfs terug om nog een stuk Ik zong en speelde gitaar in de havens en op dorpspleintjes, ontmoette heel veel mooie mensen en werd overal uitgenodigd voor apero's, diners, barbecues en soirees. Ik zong liedjes voor de allervriendelijkste sluiswachters die ons vers fruit, brood of jam uit eigen keuken gaven. Het allerlaatste stuk tot aan de Middellandse zee was wonderlijk. Geen vrienden meer aan boord, geen andere boten om me heen. Alleen ik en mijn scheepje, dwars door het uitgestrekte landschap van de Camargue, het land van de roze flamingos, de wilde paarden en een van Frankrijks beroemdste zangers, Gerge Brassens. Ik zong een van zijn nummers: Heureux qui comme Ulysse, accepte un beau voyage? mon cheval, ma Camargue et moi? la Liberte!' Ik besefte eindelijk helemaal dat ik echt onderweg was en dat het me was gelukt om mijn droom waar te maken. Ik had onderweg gehoord van een piraten eiland daar waar zoet water zout wordt en ik wist dat ik het zou vinden. Daar zou ik mijn schip klaarmaken voor zee?. Na mijn aankomst op het pirateneiland heb mijn boot uit het water gehaald om m'n pakkingskoord te verwisselen en ik heb de mast in de epoxy gezet. Nu ligt Rana weer in het water en installeren we een windvaan zelfstuurinrichting en gaat de mast er over een een week weer op. Het is hier nog altijd zomer en het leven is verrukkelijk. Nog een paar weken en dan kijk ik uit naar mijn volgende bestemming ? Who knows where the wind blows? Hasta la proxima! Liefs, Fabel
- Get link
- X
- Other Apps
Labels